Bespreking door Els van der Waag-Conijn in Het Schokker Erf nummer 10:
Wie is er bang voor de barneman…
Jeroen van Kleef wel en wij zouden zeker ook bang geweest zijn, als we de bloedstollende gebeurtenissen hadden meegemaakt waarin deze hoofdpersoon uit het nieuwe boek van Bies van Ede een belangrijke rol speelt. Dat boek heet ‘Toen de duivel op Zuidpunt kwam’, en Schokland speelt er, naast Jeroen, de andere hoofdrol in. Dat een dergelijk boek een bespreking in ‘het Schokker Erf’ zeker waard is, ligt voor de hand, vooral daar het bijzonder geschikt is om jeugdige lezers voor ons eiland te interesseren. Maar ook menige volwassene zal dit boek geboeid lezen, omdat het op vele manieren aansluit bij dat wat ons over Schokland bekend is. Het boek wil zeker niet een volledige en exacte weergave van de historische werkelijkheid zijn, maar toch zal de opmerkzame lezer bij vele passages weten en voelen: zó moet het geweest zijn, zó moeten onze voorouders geleefd hebben. Bies van Ede schrijft namelijk zeer zintuigelijk.
Mét Jeroen stappen wij terug in de tijd en belanden op Schokland in het rampzalige jaar 1859. En wij ruiken de armoede, wij voelen de honger, liggen onder muffe en vochtige dekens, en de ongemakkelijke en ongewassen kleren schuren langs onze huid. Wel vaker maken schrijvers van historische boeken gebruik van ‘de sprong in de tijd’. Bies van Ede weet echter het teruggaan van Jeroen in de tijd wel bijzonder duidelijk te suggereren.
Jeroen is een dromer, een kind dat veel alleen is en sterk leeft in een eigen wereld waarin grenzen tussen heden en verleden anders liggen dan in de onze. Zijn ouders zijn gescheiden en als hij van zijn eigen ‘tijdpad’ (zou Bies van Ede bij het gebruik van deze term werkelijk door Lubbers c.s. geïnspireerd zijn?) afraakt, is dat vooral door toedoen van zijn vader, die altijd haast heeft en zich om het verleden niet bekommert. Jeroens moeder houdt van rust en bewaart de herinneringen van vroeger. Haar ziet Jeroen echter zelden. Zo symboliseert Jeroens vader de toekomst en zijn moeder het verleden en zo wordt het voor de lezer aanvaardbaar dat het kind tussen twee werelden leeft, die van nu en straks en die van toen. Jeroens ‘treinplaat’ op zijn zolderkamer versterkt die symboliek: met een enkele handbeweging kan hij er wissels omgooien. Op die zolderkamer komt hij voor het eerst in aanraking met de stemmen uit het verleden, die hem aanvankelijk stemmen uit een droom lijken. Maar dan belandt hij, na motorpech van zijn vader, per ongeluk op het huidige Schokland, waar zijn vader helemaal niet heen wilde.
En daar, op dat voormalige eiland, dat relict uit het verleden, blijkt pas goed, hoezeer heden en verleden met elkaar verweven zijn en hoe dat verleden weer tot leven kan komen in echte dromers zoals Jeroen. Bijna lijfelijk ervaren we dan de weerstand tegen de ontruiming, de woede, het verdriet en de verontwaardiging. Maar ook zien we hoe arm Schokland omstreeks 1859 geworden is: weiland en akkers hebben plaats moeten maken voor riet en moeras, koeien zijn er niet meer, alleen nog schapen en geiten.
Dat de wanhopige Schokkers hun toevlucht nemen tot hekserij om de ontruiming te voorkomen mogen we als een dichterlijke vrijheid beschouwen, waardoor het boek echter wel aan spanning wint. Deze passages maken ook duidelijk hoe diep de liefde is van de Schokkers voor hun geboortegrond. Ook Jeroen leert in de korte tijd van zijn verblijf, al ervaart hij er op harde wijze hoe zwaar het leven van een negentiende-eeuwse jongen is, van Schokland houden.
‘Maar waarom hielden de Schokkers zoveel van hun eiland? Nog niet lang geleden was hij er van overtuigd dat er niets was om van te houden. Zijn verstand wist dat nog steeds, maar intussen hièld hij wel van Schokland.’ (Pag. 175).
En het verdriet van Maria, de vrouw die tijdens zijn verblijf op het eiland voor hem zorgt, begrijpt hij volkomen. ‘Om ons bekommert zich niemand. Wie geen grond bezit is rechteloos. “Schokland?” zullen ze zeggen, “nee, daar woont niemand meer. Er zijn geen Schokkers meer”. We zullen zwervers worden die nergens vandaan komen en die niets bezitten dan een herinnering.’ (Pag. 173).
En als zij huilt, huilt Jeroen met haar mee.
Zo wordt hij de personificatie van de echte Schokker én van de Schokker nazaat die de herinnering aan Schokland levend wil houden, zoals Marieke, zijn klasgenootje, die hij in alletwee zijn werelden voortdurend tegenkomt, Schokland personifieert, Schokland waar hij geborgenheid vindt en een wijkplaats voor zijn dromen.
Aan het slot laat de schrijver op knappe wijze heden en verleden weer in elkaar grijpen. Jeroen bezoekt dan, met zijn moeder deze keer, nogmaals het voormalige eiland. Maar de hekken zijn gesloten! Geen toegang voor bezoekers!
De dijk rond zijn dromen is weer hersteld.
Bies van Ede
Toen de duivel op Zuidpunt kwam - ISBN 9789000310869 - Unieboek | Het Spectrum, 2012 - €5,99 (e-book)
In gedrukte vorm is het boek alleen nog tweedehands verkrijgbaar.
Wie is er bang voor de barneman…
Jeroen van Kleef wel en wij zouden zeker ook bang geweest zijn, als we de bloedstollende gebeurtenissen hadden meegemaakt waarin deze hoofdpersoon uit het nieuwe boek van Bies van Ede een belangrijke rol speelt. Dat boek heet ‘Toen de duivel op Zuidpunt kwam’, en Schokland speelt er, naast Jeroen, de andere hoofdrol in. Dat een dergelijk boek een bespreking in ‘het Schokker Erf’ zeker waard is, ligt voor de hand, vooral daar het bijzonder geschikt is om jeugdige lezers voor ons eiland te interesseren. Maar ook menige volwassene zal dit boek geboeid lezen, omdat het op vele manieren aansluit bij dat wat ons over Schokland bekend is. Het boek wil zeker niet een volledige en exacte weergave van de historische werkelijkheid zijn, maar toch zal de opmerkzame lezer bij vele passages weten en voelen: zó moet het geweest zijn, zó moeten onze voorouders geleefd hebben. Bies van Ede schrijft namelijk zeer zintuigelijk.
Mét Jeroen stappen wij terug in de tijd en belanden op Schokland in het rampzalige jaar 1859. En wij ruiken de armoede, wij voelen de honger, liggen onder muffe en vochtige dekens, en de ongemakkelijke en ongewassen kleren schuren langs onze huid. Wel vaker maken schrijvers van historische boeken gebruik van ‘de sprong in de tijd’. Bies van Ede weet echter het teruggaan van Jeroen in de tijd wel bijzonder duidelijk te suggereren.
Jeroen is een dromer, een kind dat veel alleen is en sterk leeft in een eigen wereld waarin grenzen tussen heden en verleden anders liggen dan in de onze. Zijn ouders zijn gescheiden en als hij van zijn eigen ‘tijdpad’ (zou Bies van Ede bij het gebruik van deze term werkelijk door Lubbers c.s. geïnspireerd zijn?) afraakt, is dat vooral door toedoen van zijn vader, die altijd haast heeft en zich om het verleden niet bekommert. Jeroens moeder houdt van rust en bewaart de herinneringen van vroeger. Haar ziet Jeroen echter zelden. Zo symboliseert Jeroens vader de toekomst en zijn moeder het verleden en zo wordt het voor de lezer aanvaardbaar dat het kind tussen twee werelden leeft, die van nu en straks en die van toen. Jeroens ‘treinplaat’ op zijn zolderkamer versterkt die symboliek: met een enkele handbeweging kan hij er wissels omgooien. Op die zolderkamer komt hij voor het eerst in aanraking met de stemmen uit het verleden, die hem aanvankelijk stemmen uit een droom lijken. Maar dan belandt hij, na motorpech van zijn vader, per ongeluk op het huidige Schokland, waar zijn vader helemaal niet heen wilde.
En daar, op dat voormalige eiland, dat relict uit het verleden, blijkt pas goed, hoezeer heden en verleden met elkaar verweven zijn en hoe dat verleden weer tot leven kan komen in echte dromers zoals Jeroen. Bijna lijfelijk ervaren we dan de weerstand tegen de ontruiming, de woede, het verdriet en de verontwaardiging. Maar ook zien we hoe arm Schokland omstreeks 1859 geworden is: weiland en akkers hebben plaats moeten maken voor riet en moeras, koeien zijn er niet meer, alleen nog schapen en geiten.
Dat de wanhopige Schokkers hun toevlucht nemen tot hekserij om de ontruiming te voorkomen mogen we als een dichterlijke vrijheid beschouwen, waardoor het boek echter wel aan spanning wint. Deze passages maken ook duidelijk hoe diep de liefde is van de Schokkers voor hun geboortegrond. Ook Jeroen leert in de korte tijd van zijn verblijf, al ervaart hij er op harde wijze hoe zwaar het leven van een negentiende-eeuwse jongen is, van Schokland houden.
‘Maar waarom hielden de Schokkers zoveel van hun eiland? Nog niet lang geleden was hij er van overtuigd dat er niets was om van te houden. Zijn verstand wist dat nog steeds, maar intussen hièld hij wel van Schokland.’ (Pag. 175).
En het verdriet van Maria, de vrouw die tijdens zijn verblijf op het eiland voor hem zorgt, begrijpt hij volkomen. ‘Om ons bekommert zich niemand. Wie geen grond bezit is rechteloos. “Schokland?” zullen ze zeggen, “nee, daar woont niemand meer. Er zijn geen Schokkers meer”. We zullen zwervers worden die nergens vandaan komen en die niets bezitten dan een herinnering.’ (Pag. 173).
En als zij huilt, huilt Jeroen met haar mee.
Zo wordt hij de personificatie van de echte Schokker én van de Schokker nazaat die de herinnering aan Schokland levend wil houden, zoals Marieke, zijn klasgenootje, die hij in alletwee zijn werelden voortdurend tegenkomt, Schokland personifieert, Schokland waar hij geborgenheid vindt en een wijkplaats voor zijn dromen.
Aan het slot laat de schrijver op knappe wijze heden en verleden weer in elkaar grijpen. Jeroen bezoekt dan, met zijn moeder deze keer, nogmaals het voormalige eiland. Maar de hekken zijn gesloten! Geen toegang voor bezoekers!
De dijk rond zijn dromen is weer hersteld.
Bies van Ede
Toen de duivel op Zuidpunt kwam - ISBN 9789000310869 - Unieboek | Het Spectrum, 2012 - €5,99 (e-book)
In gedrukte vorm is het boek alleen nog tweedehands verkrijgbaar.