Van dhr. Willem Bos uit Raalte ontvingen we een cassettebandje met een opname uit waarschijnlijk 1954, waarop drie Schokker-nazaten uit Kampen een poging doen om in het Schokker dialect te praten. Die drie nazaten zijn: Bart Ruiten (1879-1966), Mie Ruiten-Zalm (1883-1969) en
De opname is gemaakt door
Tijdens de opname zong Mie Ruiten-Zalm het volgende lied, dat ze leerde van haar moeder of haar grootmoeder:
Suja mien kleintien,
Ie bin dan toch zo stout,
En heb je dan pijn in je buikie,
Of bin d'r je voeties koud.
Dan zal ik 'n vuurtien stoken,
'n Pappien voor 't jonchien koken,
't Wiegien dut van wip-wap-wap-wap,
Veur mien klaane dikzak.
Suja mien kleintien werd dan wel op Schokland gezongen, maar de oorsprong van het lied moeten we elders zoeken. In het jaar 1900 verscheen het boek Handje-Plak van Nelly Bodenheim, waarin ook het door Mie Ruiten-Zalm gezongen liedje staat:
Suja, suja, kindje,
Wat ben je toch weer stout.
Heb je pijn in je buikje?
Zijn je voetjes koud?
Ik zal een vuurtje stoken,
En een papje koken.
't Wiegje gaat van wikwak
Voor mijn kleine dikzak
Volgens de taalonderzoeker Frank Martinus Arion is Suja, suja, kindje een creools liedje. Suja, suja zou zowel een Afrikaans als een Surinaams woord zijn voor 'droom, droom'. Ook andere woorden uit dit liedje en de vele versies die ervan bestaan, zouden terug te voeren zijn op Afrikaanse voorbeelden. Andere taalwetenschappers twijfelen aan deze theorie. Het woord suja komt als 'suye' voor bij Brederode als titel van een wiegeliedje. Voor 1500 was dit woord ook al bekend en is dan een klanknabootsing van 'stil, stil' of 'ssst, ssst'.
Klik hier voor de opname.
(Bron: de site van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur)