Vijf jaar voor de Schokkers verdreven werden van hun eiland, werd de Zuiderbuurt, de kleinste buurtschap op Schokland, al ontruimd, als ware het een soort generale repetitie voor de dingen die komen zouden. De mensen die gedwongen werden te verhuizen hoefden dat niet met lege handen te doen. Evenals in 1859 werd ook in 1854 een schadeloosstelling aan de getroffenen uitgekeerd.
De van Marken afkomstige Jan Commandeur, gehuwd met de Schokkerin Dirkje Gerrits Bruins <1> was mogelijk een van de eersten die de Zuiderbuurt gedwongen verlieten. Uit een brief van de burgemeester van het eiland Marken aan zijn collega op Schokland, gedateerd 16-6-1854, blijkt dat Jan Commandeur de keus had zijn woning op Schokland, waarvan hij eigenaar was, te verplaatsen of af te staan tegen een schadeloosstelling. Commandeur liet weten dat hij koos voor een schadeloosstelling <2>.
Een maand later, op 23-7-1854, was de Kamper notaris Rambonnet op Schokland aanwezig om de schadeloosstellingen in verband met de ontruiming van de Zuiderbuurt te regelen. Waarschijnlijk waren toen de verhuizingen al in volle gang <3>.
De gang van zaken werd door de overheid nauwlettend in de gaten gehouden, zo lazen we in de Kamper Courant van 27-8-1854:
SCHOKLAND, 21 Augustus.
Heden heeft de Commissaris des Konings in de provincie Overijsel, vergezeld onder andere door den Heer mr. J.A. Sandberg, lid der Gedeputeerde Staten, en de heeren Hoofd-Ingenieur en Ingenieur van den Waterstaat, ons eiland bezocht. Z.H.Ed.G. is 's morgens te ongeveer tien ure hier aangekomen, heeft de vuurtoren, rijkswerken, kerken, schoolgebouwen, pastorijen en woningen der alhier geplaatste ambtenaren in oogenschouw genomen.
In een archiefstuk uit het eind van het jaar 1854 <4> lezen we dat diverse bewoners van de Zuiderbuurt inmiddels al verhuisd zijn naar elders op het eiland <5> :
Ook uit een andere brief blijkt dat sommige bewoners, toen zij hoorden dat het geld waarvoor zij hun woning hadden afgestaan bij de notaris binnengekomen was, meteen het geld opgenomen hebben en vervolgens gebruikt voor alles behalve een nieuwe woning. Gillot, die wel besefte dat de bewoners van de Zuiderbuurt het recht hadden om zelf te beslissen wat zij met hun geld deden, was toch bang voor de gevolgen.
Het was te verwachten dat Schokkers die het geld deels aan iets anders besteedden, dakloos zouden worden, of slechts zo'n vervallen huisje konden betalen dat al na verloop van enkele jaren herstellingen nodig zouden zijn, die zij echter naar menselijke berekening niet konden betalen.
Gillot verweet de Directie van Waterstaat dat zij verzuimd had maatregelen te nemen waardoor genoemde problemen voorkomen zouden worden. Volgens Gillot, die aanwezig was geweest bij het opstellen van de voorlopige contracten, waren de problemen het gevolg van het schrappen van een voorwaarde in de overeenkomst, waarvoor hij zich juist sterk had gemaakt. Zijn plan was geweest om het gezamenlijke bedrag der schadeloosstellingen bij het gemeentebestuur te deponeren, zodat men meer invloed op het besteden der gelden zou kunnen uitoefenen. De gelden zouden volgens Gillot dan beter besteed zijn geworden. Volgens Waterstaat was dit voorstel echter moeilijk in een wettelijke akte te formuleren, wat weer bestreden werd door Gillot, omdat de verkopers door het plaatsen van hun handtekening het gemeentebestuur al gemachtigd hadden die gelden voor hen te ontvangen en na vordering van de bouw uit te betalen.
"Tot heden heeft niemand nog een nieuwe woning gebouwd, maar velen eenen oude woning aangekocht. Ik zal de overige bewoners der Zuiderbuurt nogmaals herinneren om te zorgen dat zij eene goede woning weder krijgen. Of dat evenwel bij allen wel het gewenste gevolg zal hebben, meen ik te mogen betwijfelen, omdat zij weten, of zulks te weten kunnen komen, dat zij het regt hebben om met die gelden naar willekeur te handelen". <7>
Op 22-12-1854 vroeg de Commissaris des Konings van Overijssel aan burgemeester Gillot hoe het met de ontruiming van de Zuiderbuurt gesteld was. Pas halverwege november hadden enkele van de bewoners, na gedurig aandringen van Gillot, aanstalten gemaakt om van woonplaats te veranderen. Dat waren:
De Schokkers van de Zuiderbuurt wensten zelf te beslissen waaraan zij hun geld uitgaven.
Noten:
De van Marken afkomstige Jan Commandeur, gehuwd met de Schokkerin Dirkje Gerrits Bruins <1> was mogelijk een van de eersten die de Zuiderbuurt gedwongen verlieten. Uit een brief van de burgemeester van het eiland Marken aan zijn collega op Schokland, gedateerd 16-6-1854, blijkt dat Jan Commandeur de keus had zijn woning op Schokland, waarvan hij eigenaar was, te verplaatsen of af te staan tegen een schadeloosstelling. Commandeur liet weten dat hij koos voor een schadeloosstelling <2>.
Een maand later, op 23-7-1854, was de Kamper notaris Rambonnet op Schokland aanwezig om de schadeloosstellingen in verband met de ontruiming van de Zuiderbuurt te regelen. Waarschijnlijk waren toen de verhuizingen al in volle gang <3>.
De gang van zaken werd door de overheid nauwlettend in de gaten gehouden, zo lazen we in de Kamper Courant van 27-8-1854:
SCHOKLAND, 21 Augustus.
Heden heeft de Commissaris des Konings in de provincie Overijsel, vergezeld onder andere door den Heer mr. J.A. Sandberg, lid der Gedeputeerde Staten, en de heeren Hoofd-Ingenieur en Ingenieur van den Waterstaat, ons eiland bezocht. Z.H.Ed.G. is 's morgens te ongeveer tien ure hier aangekomen, heeft de vuurtoren, rijkswerken, kerken, schoolgebouwen, pastorijen en woningen der alhier geplaatste ambtenaren in oogenschouw genomen.
In een archiefstuk uit het eind van het jaar 1854 <4> lezen we dat diverse bewoners van de Zuiderbuurt inmiddels al verhuisd zijn naar elders op het eiland <5> :
- Teunis Willems Bruins woont nu vóór Jan Mastenbroek;
- Peter de Groot woont nu bezijden Derk Buter;
- Jan Willems Gerssen woont nu achter Jan Corjanus;
- Jan Louwen de Jong woont nu achter Remmelt Mastenbroek;
- Cornelis van Eerde woont nu achter Andries Klein;
- Teunis Bruins woont nu aan de noordzijde der buurt;
- Wichert van Eerde woont nu aan de noordzijde der buurt.
Ook uit een andere brief blijkt dat sommige bewoners, toen zij hoorden dat het geld waarvoor zij hun woning hadden afgestaan bij de notaris binnengekomen was, meteen het geld opgenomen hebben en vervolgens gebruikt voor alles behalve een nieuwe woning. Gillot, die wel besefte dat de bewoners van de Zuiderbuurt het recht hadden om zelf te beslissen wat zij met hun geld deden, was toch bang voor de gevolgen.
Het was te verwachten dat Schokkers die het geld deels aan iets anders besteedden, dakloos zouden worden, of slechts zo'n vervallen huisje konden betalen dat al na verloop van enkele jaren herstellingen nodig zouden zijn, die zij echter naar menselijke berekening niet konden betalen.
Gillot verweet de Directie van Waterstaat dat zij verzuimd had maatregelen te nemen waardoor genoemde problemen voorkomen zouden worden. Volgens Gillot, die aanwezig was geweest bij het opstellen van de voorlopige contracten, waren de problemen het gevolg van het schrappen van een voorwaarde in de overeenkomst, waarvoor hij zich juist sterk had gemaakt. Zijn plan was geweest om het gezamenlijke bedrag der schadeloosstellingen bij het gemeentebestuur te deponeren, zodat men meer invloed op het besteden der gelden zou kunnen uitoefenen. De gelden zouden volgens Gillot dan beter besteed zijn geworden. Volgens Waterstaat was dit voorstel echter moeilijk in een wettelijke akte te formuleren, wat weer bestreden werd door Gillot, omdat de verkopers door het plaatsen van hun handtekening het gemeentebestuur al gemachtigd hadden die gelden voor hen te ontvangen en na vordering van de bouw uit te betalen.
"Tot heden heeft niemand nog een nieuwe woning gebouwd, maar velen eenen oude woning aangekocht. Ik zal de overige bewoners der Zuiderbuurt nogmaals herinneren om te zorgen dat zij eene goede woning weder krijgen. Of dat evenwel bij allen wel het gewenste gevolg zal hebben, meen ik te mogen betwijfelen, omdat zij weten, of zulks te weten kunnen komen, dat zij het regt hebben om met die gelden naar willekeur te handelen". <7>
Op 22-12-1854 vroeg de Commissaris des Konings van Overijssel aan burgemeester Gillot hoe het met de ontruiming van de Zuiderbuurt gesteld was. Pas halverwege november hadden enkele van de bewoners, na gedurig aandringen van Gillot, aanstalten gemaakt om van woonplaats te veranderen. Dat waren:
- - Jan Gersen <8>, woonachtig op nr. 11, "heeft op Ens een goede woning gekogt, maar was uitgewoond, welke hij heeft hersteld, en alwaar hij thans al in woonachtig is".
- - Jan Jacobs Schoon <9>, woonachtig op nr. 10, "heeft ook een oude woning op Ens gekogt en met gedeelten afbraak van zijne woning dezelve hersteld en zal dezelve later nog verder herstellen, welke thans ook al door hem en zijn gezin word bewoond".
- - De bewoners van nr. 1, 2 en 5 hadden geen problemen gemaakt, en het was te verwachten dat zij hun schadeloosstelling geheel zouden gebruiken voor het verplaatsen van hun woning, als eenmaal het winterseizoen voorbij zou zijn.
- - Hetzelfde gold voor de bewoners op nr. 8 en 14, die timmerlieden waren en eveneens de geschikte tijd in het voorjaar afwachtten.
- - Huis nr. 3 was al gesloopt en naar Marken vervoerd, waar de vrouw des huizes woonde, en aldaar weer opgebouwd.
- - De bewoners van nr. 4 en 13 "hebben eindelijk oude vervallen woningen op Ens gekogt, welken zij met den afbraak van hunne woningen weder bewoonbaar zullen maken".
- - De bewoner van nr. 7 "heeft een gedeelte van een oude woning op Ens gekogt, waar aan nog niets tot heden toe tot verbetering aan word gewerkt, welken hij ook nog niet heeft betrokken".
- - De bewoner van nr. 12 "is in het geheel geen zwarigheid voor als het weergestelde zulks toelaat, of zal zijn wooningen wel verplaatsen".
- - Louwe de Jong, wonend op nr. 4, "heeft al onderzoek naar timmerhout gedaan, maar is tot heden nog niet ten uitvoer gebragt".
De Schokkers van de Zuiderbuurt wensten zelf te beslissen waaraan zij hun geld uitgaven.
Noten:
- Dirkje Gerrits Bruins, geboren Ens 2-4-1827, overleden Marken 5-1-1895, dochter van Gerrit Alberts Bruins (1795-1834) en van Jacobje Jans de Groot (1794-1845).
- Gem.-archief Kampen, Ingekomen Stukken Schokland 1854, nr. 127 (16-6-1854).
- Gem.-archief Kampen, Ingekomen Stukken Schokland 1854, nr. 52 (16-7-1854).
- Gem.-archief Kampen, Ingekomen Stukken Schokland 1854, nr. 80.
-
De al verhuisde mensen zijn:
- Teunis Willem Bruins (1807-1875), gehuwd met Lijsje Peters Kaale (1812-1868);
- Pieter Gerrits de Groot (1799-1874), gehuwd met Trijntje Pieters Visscher (1804-1866);
- Jan Willems Gerssen (1786-1858), gehuwd met Geertruida Pieters Hazelhof (1796-1862);
- Jan Louwen de Jong (1813-1879), gehuwd met Aaltje Jansen Gerssen (1823-1910);
- Kornelis van Eerde (1808-1870), gehuwd met Trijntje Willems Bruins (1812-1868);
- Theunis Alberts Bruins (1801-1878), gehuwd met Jannetje Jans Mosterd (1803-1865);
- Wiechert van Eerde (1818-1889), gehuwd met Aaltje Klaasen de Groot (1815-1895). - Gem.-archief Kampen, Uitgaande Stukken Schokland 1854, nr. 159 (5-11-1854).
- Gem.-archief Kampen, Ingekomen Stukken Schokland 1854, nr. 90.
- Jan Willems Gerssen (1786-1858), gehuwd met Geertruida Pieters Hazelhof (1796-1862);
- Jan Jacobs Schoon (1794-1862), gehuwd met Antonia Alberts Klappe (1805-1884)
- Gem.-archief Kampen, Uitgaande Stukken Schokland 1855, nr. 178 (29-1-1855).