Eenentachtig jaar nadat de Schokkers gedwongen werden hun geboortegrond te verlaten, vond er nog een tweede ontruiming plaats. De resten van de achtergebleven overleden Schokkers werden opgegraven en verhuisden naar de universiteit van Amsterdam.
Dr. A. de Froe, destijds docent in de antropologie aan deze universiteit, heeft tussen 18 juli en 15 augustus 1940 opgravingen verricht op de Zuidpunt van Schokland, met behulp van een tiental studenten van de medische faculteit. Als lid van de sectie voor antropologie van de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek der Drooggelegde Zuiderzeepolders kreeg hij toestemming voor dit onderzoek van de Directie der Zuiderzeewerken en van het gemeentebestuur van Kampen.
Het Anatomisch Laboratorium van de Amsterdamse Universiteit droeg bij in de kosten, dankzij de hulp van prof. dr. M. Woerdeman. Voorwaarde hierbij was wel dat de universiteit eigenaar zou worden van de overblijfselen die gevonden zouden worden. Ook tal van winkeliers uit Kampen hebben er toe bijgedragen dat het dr. De Froe en de zijnen aan niets ontbrak tijdens hun arbeid op het eenzame eiland.
Waarom nu deze opgravingen?
De Schokker bevolking gold als een der minst vermengde bevolkingsgroepen in Nederland (zie ook hier). Zij hadden, omdat zij op een eiland woonden, vrij weinig kontakt met mensen uit andere streken. Het gebeurde niet vaak dat iemand van elders zich op Schokland verstigde, wat begrijpelijk was gezien de grote armoede en de erbarmelijke omstandigheden waaronder geleefd moest worden. Zo komen slechts enkele Schokker families oorspronkelijk niet van Schokland, maar van elders (o.a. Jongsma, Mastenbroek, Ruiten, van Kleef).
Een Schokker trouwde dus meestal met een Schokkerin. Bovendien waren bruid en bruidegom meestal ook nog familie van elkaar. Zo werden er tussen 1749 en 1812 194 Rooms-Katholieke huwelijken gesloten, waarbij in 108 gevallen dispensatie aangevraagd moest worden wegens een verboden graad van verwantschap (2e, 3e of 4e graads bloed- of aanverwantschap). Dit komt neer op bijna 56% van de R.K. huwelijken.
Daarbij komt nog, dat ook op het eiland zelf nog eens sprake was van twee tamelijk streng gescheiden gemeenschappen, nl. het Katholieke Emmeloord en het Nederduits-Gereformeerde Ens.
De Schokkers zijn dus door hun isolement vrij zuivere representanten van de middeleeuwse bewoners van midden-Nederland, en mogen tot de meest oorspronkelijke bevolking van ons land gerekend worden.
De opgravingen in 1940
Op Schokland aangekomen bleek het Katholieke kerkhof van Emmeloord grotendeels weggespoeld te zijn door de steeds weerkerende stormvloeden, terwijl het kerkhof van de Gereformeerden op de Zuidpunt nog goed intact was. Daarom besloot men zijn aandacht te richten op de laatstgenoemde begraafplaats, die gelegen was binnen de ruïne van de middeleeuwse kerk.
Deze kerk dateert uit het begin van de 14e eeuw, en is na de Reformatie in handen van de Protestanten gekomen. In 1717 wordt een nieuwe kerk op de Molenbuurt in gebruik genomen, waarna de oude kerk gesloten wordt. Het gebouw vervalt steeds meer en tenslotte wordt het omstreeks 1821 afgebroken tot op de fundering.
Zoals bekend begroef men vroeger de doden onder de kerkvloer. Na de afbraak bleef men de ruimte binnen de funderingen gebruiken als kerkhof. Buiten de kerk werden de lijken begraven van hen, die aan een besmettelijke ziekte waren gestorven.
De bij deze opgravingen tevoorschijn gekomen funderingen werden in kaart gebracht en beschreven door A.J. Reijers, hoofdopzichter bij de Gemeentewerken te Kampen (die eerder samen met H.J. Moerman uitstekende artikelen geschreven heeft over "De eilanden Schokland en Urk", in 1984 opnieuw uitgegeven door de Stichting Urker Uitgaven). Deze publiceerde zijn bevindingen in de Kamper Almanak 1940/41, waarbij Dr. A. de Froe een korte inleiding schreef.
De opgravingen in 1944
In de zomer van 1944 vond er weer een opgraving plaats op de Zuidpunt. Dit keer door P.J.R. Modderman, die zich concentreerde op de bouwkundige geschiedenis van het kerkje en hiervan verslag uitbrengt in zijn proefschrift "Over de worden en de beteekenis van het Zuiderzeegebied".
Hij uit felle kritiek op zijn voorgangers als hij zegt: "Het is jammer dat bij het onderzoek geen rekening werd gehouden met de meest elementaire begrippen van de opgravingstechniek. Het ware immers zeer eenvoudig geweest, dienaangaande een deskundige te raadplegen. Men had dit van een wetenschappelijk onderzoek toch stellig mogen verwachten." Aldus Modderman. Doordat hij systematischer en grondiger onderzoek deed dan zijn voorgangers (die overigens in hun artikel al de wens uitspraken dat dit nog eens mocht gebeuren), kwam Modderman tot beter uitgewerkte en deels andere konklusies. Duidelijkheidshalve moet vermeld worden dat dit betrekking heeft op het bouwkundige deel van het onderzoek.
De publiciteit ten tijde van het onderzoek
In de zomer van 1940 wordt er veel aandacht besteed aan de opgravingen op Schoklands Zuidpunt. In krantenartikelen is sprake van verrassende resultaten en van belangrijk materiaal voor de antropologische wetenschap. De KRO-gids van 17 augustus 1940 makt melding van tal van interessante vondsten en zeer belangrijk materiaal, evenwel zonder in details te treden.
Van de hand van Dr. De Froe verscheen in de Kamper Almanak 1940/41 een korte uiteenzetting over zijn aandeel in de opgravingen. Hierin benadrukte hij het historisch, maar ook het toekomstig belang van de kennis der bevolking van Wieringen, Marken, Urk en Schokland. Want zij zou ons de oorspronkelijke samenstelling van het Nederlandse volk leren kennen en hieruit zou men medisch-antropologische konklusies kunnen trekken voor de individuele Nederlander. Resultaten worden hier echter nog niet vermeld.
De laatste zin in bovengenoemd artikel luidt: "Aan het groote belang dat de intensieve bestudeering van deze overblijfselen voor de kennis van de Nederlandsche bevolking in het bijzonder, en voor de wetenschap van de mensch in het algemeen heeft, ontleenden wij het recht ze te vrijwaren voor algeheele vernietiging, ze te verwerven voor wetenschap en onderwijs".
Pijnlijk is het te beseffen dat dit tevens de laatste zin is die de wetenschap over de opgegraven Schokkers gepubliceerd heeft.
De resultaten
In maart 1986 liet ik, nieuwsgierig geworden naar de resultaten van het onderzoek, informeren bij Dr. De Froe of ik inzage zou kunnen krijgen in het eindrapport. Deze moest mededelen dat er in het geheel geen rapport is, daar men het onderzoek nooit geheel heeft afgerond. Hij gaf volmondig toe dat dit in wetenschappelijke kringen erg ongebruikelijk is.
Eind maart heb ik Dr. De Froe schriftelijk gevraagd naar o.a. de redenen van een en ander. Tot op heden heb ik daar nog geen antwoord op gehad. Zijn de resultaten achteraf gezien niet de moeite waard gebleken? Is het een kwestie van geldtekort? Of is het soms de kritiek die door Modderman is uitgeoefend op de zijns inziens amateuristische wijze van opgraven? Vragen waar ik graag het antwoord op zou weten.
Nu, 46 jaar na de opgravingen, lijkt de kans op een behoorlijke afronding van het onderzoek erg klein. De opgegraven Schokkers zijn echter nog wel aanwezig in het Anatomisch Laboratorium te Amsterdam, waar zij hun (voorlopig) laatste rustplaats gevonden hebben in een vergeten hoekje. Dit echter moet toch voor hun vele nakomelingen een onbevredigende situatie zijn. Had men er niet beter aan gedaan onze voorouders rustig te laten liggen, daar waar zij geboren zijn, geleefd hebben en tenslotte gestorven zijn?
Toestemming tot opgraving is gegeven met de gedachte dat dit voor de wetenschap zeer belangrijk was. Nu blijkt dat men na 46 jaar nog niets met de overblijfselen heeft gedaan, is mijn mening dat de Amsterdamsche Universiteit in gebreke is gebleven en dus ook niet langer als eigenaar van de beenderen beschouwd kan worden.
De terugkeer van "de onbekende Schokkers"
Mijn voorstel is: breng onze voorouders terug naar de plaats waar ze thuis horen: Schokland. Leg ze opnieuw te ruste op hun dierbare geboortegrond. Het liefst zou ik zien dat allen weer konden terugkeren, maar indien dit op problemen zou stuiten, kunnen we ook het volgende doen.
Het moet toch mogelijk zijn dat de Amsterdamse Universiteit ons in de gelegenheid stelt minimaal één man en één vrouw op hun voormalige eiland te herbegraven. Laten we op hun graf een gedenksteen oprichten ter ere van alle Schokkers die noodgedwongen hun laatste rustplaats elders gevonden hebben. Laat "de onbekende Schokkers" een symbool zijn van hun verbondenheid met dat armzalige stukje grond, waar zij zich zo thuis voelden. Een verbondenheid die bij velen van hun nazaten na al die jaren nog merkbaar is. Laat "de onbekende Schokkers" terugkeren, want een Schokker hoort op Schokland thuis.
Bron: Bruno Klappe, het Schokker Erf nr. 3, september 1986
Zie ook Schokland, een stukje opgegraven verleden
Dr. A. de Froe, destijds docent in de antropologie aan deze universiteit, heeft tussen 18 juli en 15 augustus 1940 opgravingen verricht op de Zuidpunt van Schokland, met behulp van een tiental studenten van de medische faculteit. Als lid van de sectie voor antropologie van de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek der Drooggelegde Zuiderzeepolders kreeg hij toestemming voor dit onderzoek van de Directie der Zuiderzeewerken en van het gemeentebestuur van Kampen.
Het Anatomisch Laboratorium van de Amsterdamse Universiteit droeg bij in de kosten, dankzij de hulp van prof. dr. M. Woerdeman. Voorwaarde hierbij was wel dat de universiteit eigenaar zou worden van de overblijfselen die gevonden zouden worden. Ook tal van winkeliers uit Kampen hebben er toe bijgedragen dat het dr. De Froe en de zijnen aan niets ontbrak tijdens hun arbeid op het eenzame eiland.
Waarom nu deze opgravingen?
De Schokker bevolking gold als een der minst vermengde bevolkingsgroepen in Nederland (zie ook hier). Zij hadden, omdat zij op een eiland woonden, vrij weinig kontakt met mensen uit andere streken. Het gebeurde niet vaak dat iemand van elders zich op Schokland verstigde, wat begrijpelijk was gezien de grote armoede en de erbarmelijke omstandigheden waaronder geleefd moest worden. Zo komen slechts enkele Schokker families oorspronkelijk niet van Schokland, maar van elders (o.a. Jongsma, Mastenbroek, Ruiten, van Kleef).
Een Schokker trouwde dus meestal met een Schokkerin. Bovendien waren bruid en bruidegom meestal ook nog familie van elkaar. Zo werden er tussen 1749 en 1812 194 Rooms-Katholieke huwelijken gesloten, waarbij in 108 gevallen dispensatie aangevraagd moest worden wegens een verboden graad van verwantschap (2e, 3e of 4e graads bloed- of aanverwantschap). Dit komt neer op bijna 56% van de R.K. huwelijken.
Daarbij komt nog, dat ook op het eiland zelf nog eens sprake was van twee tamelijk streng gescheiden gemeenschappen, nl. het Katholieke Emmeloord en het Nederduits-Gereformeerde Ens.
De Schokkers zijn dus door hun isolement vrij zuivere representanten van de middeleeuwse bewoners van midden-Nederland, en mogen tot de meest oorspronkelijke bevolking van ons land gerekend worden.
De opgravingen in 1940
Op Schokland aangekomen bleek het Katholieke kerkhof van Emmeloord grotendeels weggespoeld te zijn door de steeds weerkerende stormvloeden, terwijl het kerkhof van de Gereformeerden op de Zuidpunt nog goed intact was. Daarom besloot men zijn aandacht te richten op de laatstgenoemde begraafplaats, die gelegen was binnen de ruïne van de middeleeuwse kerk.
Deze kerk dateert uit het begin van de 14e eeuw, en is na de Reformatie in handen van de Protestanten gekomen. In 1717 wordt een nieuwe kerk op de Molenbuurt in gebruik genomen, waarna de oude kerk gesloten wordt. Het gebouw vervalt steeds meer en tenslotte wordt het omstreeks 1821 afgebroken tot op de fundering.
Zoals bekend begroef men vroeger de doden onder de kerkvloer. Na de afbraak bleef men de ruimte binnen de funderingen gebruiken als kerkhof. Buiten de kerk werden de lijken begraven van hen, die aan een besmettelijke ziekte waren gestorven.
De bij deze opgravingen tevoorschijn gekomen funderingen werden in kaart gebracht en beschreven door A.J. Reijers, hoofdopzichter bij de Gemeentewerken te Kampen (die eerder samen met H.J. Moerman uitstekende artikelen geschreven heeft over "De eilanden Schokland en Urk", in 1984 opnieuw uitgegeven door de Stichting Urker Uitgaven). Deze publiceerde zijn bevindingen in de Kamper Almanak 1940/41, waarbij Dr. A. de Froe een korte inleiding schreef.
De opgravingen in 1944
In de zomer van 1944 vond er weer een opgraving plaats op de Zuidpunt. Dit keer door P.J.R. Modderman, die zich concentreerde op de bouwkundige geschiedenis van het kerkje en hiervan verslag uitbrengt in zijn proefschrift "Over de worden en de beteekenis van het Zuiderzeegebied".
Hij uit felle kritiek op zijn voorgangers als hij zegt: "Het is jammer dat bij het onderzoek geen rekening werd gehouden met de meest elementaire begrippen van de opgravingstechniek. Het ware immers zeer eenvoudig geweest, dienaangaande een deskundige te raadplegen. Men had dit van een wetenschappelijk onderzoek toch stellig mogen verwachten." Aldus Modderman. Doordat hij systematischer en grondiger onderzoek deed dan zijn voorgangers (die overigens in hun artikel al de wens uitspraken dat dit nog eens mocht gebeuren), kwam Modderman tot beter uitgewerkte en deels andere konklusies. Duidelijkheidshalve moet vermeld worden dat dit betrekking heeft op het bouwkundige deel van het onderzoek.
De publiciteit ten tijde van het onderzoek
In de zomer van 1940 wordt er veel aandacht besteed aan de opgravingen op Schoklands Zuidpunt. In krantenartikelen is sprake van verrassende resultaten en van belangrijk materiaal voor de antropologische wetenschap. De KRO-gids van 17 augustus 1940 makt melding van tal van interessante vondsten en zeer belangrijk materiaal, evenwel zonder in details te treden.
Van de hand van Dr. De Froe verscheen in de Kamper Almanak 1940/41 een korte uiteenzetting over zijn aandeel in de opgravingen. Hierin benadrukte hij het historisch, maar ook het toekomstig belang van de kennis der bevolking van Wieringen, Marken, Urk en Schokland. Want zij zou ons de oorspronkelijke samenstelling van het Nederlandse volk leren kennen en hieruit zou men medisch-antropologische konklusies kunnen trekken voor de individuele Nederlander. Resultaten worden hier echter nog niet vermeld.
De laatste zin in bovengenoemd artikel luidt: "Aan het groote belang dat de intensieve bestudeering van deze overblijfselen voor de kennis van de Nederlandsche bevolking in het bijzonder, en voor de wetenschap van de mensch in het algemeen heeft, ontleenden wij het recht ze te vrijwaren voor algeheele vernietiging, ze te verwerven voor wetenschap en onderwijs".
Pijnlijk is het te beseffen dat dit tevens de laatste zin is die de wetenschap over de opgegraven Schokkers gepubliceerd heeft.
De resultaten
In maart 1986 liet ik, nieuwsgierig geworden naar de resultaten van het onderzoek, informeren bij Dr. De Froe of ik inzage zou kunnen krijgen in het eindrapport. Deze moest mededelen dat er in het geheel geen rapport is, daar men het onderzoek nooit geheel heeft afgerond. Hij gaf volmondig toe dat dit in wetenschappelijke kringen erg ongebruikelijk is.
Eind maart heb ik Dr. De Froe schriftelijk gevraagd naar o.a. de redenen van een en ander. Tot op heden heb ik daar nog geen antwoord op gehad. Zijn de resultaten achteraf gezien niet de moeite waard gebleken? Is het een kwestie van geldtekort? Of is het soms de kritiek die door Modderman is uitgeoefend op de zijns inziens amateuristische wijze van opgraven? Vragen waar ik graag het antwoord op zou weten.
Nu, 46 jaar na de opgravingen, lijkt de kans op een behoorlijke afronding van het onderzoek erg klein. De opgegraven Schokkers zijn echter nog wel aanwezig in het Anatomisch Laboratorium te Amsterdam, waar zij hun (voorlopig) laatste rustplaats gevonden hebben in een vergeten hoekje. Dit echter moet toch voor hun vele nakomelingen een onbevredigende situatie zijn. Had men er niet beter aan gedaan onze voorouders rustig te laten liggen, daar waar zij geboren zijn, geleefd hebben en tenslotte gestorven zijn?
Toestemming tot opgraving is gegeven met de gedachte dat dit voor de wetenschap zeer belangrijk was. Nu blijkt dat men na 46 jaar nog niets met de overblijfselen heeft gedaan, is mijn mening dat de Amsterdamsche Universiteit in gebreke is gebleven en dus ook niet langer als eigenaar van de beenderen beschouwd kan worden.
De terugkeer van "de onbekende Schokkers"
Mijn voorstel is: breng onze voorouders terug naar de plaats waar ze thuis horen: Schokland. Leg ze opnieuw te ruste op hun dierbare geboortegrond. Het liefst zou ik zien dat allen weer konden terugkeren, maar indien dit op problemen zou stuiten, kunnen we ook het volgende doen.
Het moet toch mogelijk zijn dat de Amsterdamse Universiteit ons in de gelegenheid stelt minimaal één man en één vrouw op hun voormalige eiland te herbegraven. Laten we op hun graf een gedenksteen oprichten ter ere van alle Schokkers die noodgedwongen hun laatste rustplaats elders gevonden hebben. Laat "de onbekende Schokkers" een symbool zijn van hun verbondenheid met dat armzalige stukje grond, waar zij zich zo thuis voelden. Een verbondenheid die bij velen van hun nazaten na al die jaren nog merkbaar is. Laat "de onbekende Schokkers" terugkeren, want een Schokker hoort op Schokland thuis.
Bron: Bruno Klappe, het Schokker Erf nr. 3, september 1986
Zie ook Schokland, een stukje opgegraven verleden